Leren differentiëren met Meike Berben
Als leraar-in-opleiding kan het interessant zijn om je te specialiseren op een bepaald gebied en om met experts te spreken. Vooral wanneer je zelf soms nogal worstelt met bepaalde onderwerpen. Zo vind ik het lastig om te differentiëren. Gelukkig mocht ik Meike Berben interviewen. Zij heeft mij van alles verteld over de geschiedenis en de toekomst van differentiëren en heeft een aantal heel praktische tips gegeven.
Meike Berben is werkzaam bij het CPS als consultant. Zij begeleidt docenten en schoolleiders binnen het voortgezet onderwijs op onder andere het gebied van differentiëren, maar ook ICT in de les en activerende didactiek. Meike Berben heeft bij Carol Ann Tomlinson de Summer Institute on Academic Diversity in 2016 bijgewoond en ze is hier geïnspireerd geraakt door meerdere denkrichtingen en voorbeelden van Carol Ann Tomlinson. Een leuk detail: Carol Ann Tomlinson mocht het inspirerende voorwoord schrijven van het boek Differentiëren is te leren [1]. Meike is de auteur van het boek Differentiëren is te leren. Mirjam van Teeseling heeft geholpen om er een toegankelijk en aantrekkelijk boek van te maken.
“Voor mij is differentiatie geen toevoeging of bijzaak als het gaat om effectief onderwijs. Het is de essentie ervan.” – Carol Ann Tomlinson [1]
Hoe recent is de opkomst van differentiëren?
Differentiëren is niet een geheel nieuw iets. Meike: “Ik heb thuis het boek DBK staan, Differentiatie binnen klasseverband, en ik geloof dat dat uit de jaren 80 komt”. En inderdaad, al in die tijd werd over differentiëren gesproken. In een artikel uit het Reformatorisch Dagblad van 24 september 1979 gaat het over een referaat van C. Bregman met de titel Mogelijkheden en moeilijkheden rondom DBK [2]. En in dat artikel wordt differentiatie uitgelegd als al die maatregelen die inspelen op de verschillen bij leerlingen. En ook het BHV-model (basisstof, herhalingsstof, verrijkingsstof) wordt hierin al genoemd. Meike spreekt wel eens docenten die vertellen dat zij het BHV-model vroeger hebben gehad op de opleiding.
Rekening houden met verschillen tussen leerlingen gaat trouwens nog verder terug. Toen het CPS in het voorjaar van 1946 werd opgericht werd er al geschreven over rekening houden met verschillen tussen leerlingen, aldus Meike. “Differentiëren is er dus al veel langer, en wellicht misschien al wel vóór de oprichting van het CPS. Wat ik wel merk is dat, sinds ik werk bij het CPS (2011), het thema enorm populair is geworden.” Volgens Meike heeft dit ook te maken met het feit dat de Onderwijsinspectie ging sturen op de mate van differentiëren van docenten. Docenten en scholen die differentiëren lastig vonden kwamen toen meer en meer bij het CPS om geschoold te worden. “De inspectie heeft een grote rol in de populariteit van het thema. Scholen die onder verscherpt toezicht kwamen waarbij differentiëren een verbeterpunt was moesten ook wel aan de slag hiermee.”
Differentiatie binnen scholen
Of er binnen scholen genoeg tijd is om samen te werken aan differentiatie verschilt nogal per school en situatie. “Over het algemeen zeggen alle docenten dat ze meer tijd willen voor lesvoorbereiding. Docenten hebben ook vaak piekbelasting. Het ene moment is drukker dan het andere moment. Het is lastig om daar iets over te zeggen. Ook is differentiëren niet altijd prioriteit onder docenten. Wanneer ik een cursus geef en die cursus loopt voor een langere tijd merk ik dat ook wel andere dingen prioriteit krijgen. Op een school zijn zoveel dingen gaande waardoor docenten niet altijd aan lesvoorbereiding toekomen. Dat heeft natuurlijk ook weer met die piekbelasting te maken.”
Je zou binnen een sectie bijvoorbeeld met zijn allen een Flipping the Classroom op kunnen zetten. Wanneer je met elkaar filmpjes maakt en deze uitwisselt, bespaar je een hoop werk wat betreft differentiëren en lesvoorbereiding. Maar dat is dan ook weer lastig, want volgens Meike moet je dan wel een sectie hebben die daar gemotiveerd voor is en die daar ook tijd voor heeft. “Er zijn altijd docenten die zich verder willen ontwikkelen en die vooruit willen gaan maar er zijn ook docenten die hun manier van lesgeven goed vinden zoals ze het doen.” Ook het management heeft hier een redelijk grote rol in. “Binnen het bedrijfsleven worden werknemers toch meer gemonitord dan binnen het onderwijs. Ontwikkelen binnen het onderwijs komt vaak toch wat vrijblijvend over. Bij sommige docenten is al jaren niemand meer in de les geweest. Het management heeft minder zicht op het presteren van docenten en zit er niet altijd achteraan.”
De basis op orde?
In het boek staat dat je als docent moet beschikken over een aantal basisvaardigheden om goed te kunnen differentiëren. Heeft het voor een docent die nog niet alle basisvaardigheden even goed onder de knie heeft wel zin om te experimenteren met differentiëren? Volgens Meike wel. “Differentiëren heeft altijd zin,” stelt ze, “om twee redenen. De eerste reden is dat de ene klas niet de andere klas is. Bij de ene klas moet je veel meer op de basisvaardigheden zitten dan bij de andere klas. Bij een aantal klassen loopt het gewoon zonder dat je heel erg op klassenmanagement moet zitten. Je kunt dan wel degelijk met differentiatie aan de slag. De tweede reden is dat je door differentiatie een aantal problemen kunt oplossen. Het probleem bij bijvoorbeeld klassenmanagement is dat leerlingen te lang naar de uitleg moeten luisteren of juist niet de adequate hulp krijgen waardoor zij het te lastig vinden en dan afhaken. Demotivatie of afhaakgedrag van leerlingen kan zorgen voor problemen in de les. Je kunt dan als docent heel erg gaan zitten op klassenmanagement terwijl het misschien gewoon een gebrek aan differentiatie betreft.”
Praktische tips
Je kunt het beste gewoon klein beginnen. Je kiest één klas waarbij het goed loopt en je kunt experimenteren met verschillende vormen van differentiatie. Denk aan tempodifferentiatie, differentiatie in instructie of in verwerking. Dan kun je kijken wat je ligt en dat kun je dan ook in andere klassen gebruiken. “Waar je goed op moet blijven letten is dat je de aandacht goed verdeelt. Doorgaans heeft de groep die zelfstandig aan het werk gaat na tien of vijftien minuten wel behoefte aan wat aandacht. Vaak ontstaan daar ordeproblemen. De groep die je gaat helpen kun je af en toe tussenopdrachtjes geven zodat je aandacht kunt geven aan de groep die zelfstandig werkt.”
Wanneer je aan de hand van een diagnostische toets het niveau wilt bepalen kun je vervolgens gaan differentiëren met behulp van twee verschillende opdrachten. Je kunt de ene groep een verdiepingsopdracht geven en de andere groep een herhalingsopdracht. Je kunt dan tijdens het maken van de opdrachten rondlopen bij de beide groepen. Je hoeft dan geen verlengde instructie te geven maar je helpt de leerlingen meer op individueel niveau. “Dat maakt het verdelen van aandacht en dus klassenmanagement wel makkelijker.”
Het indelen in groepjes vind ik persoonlijk wat lastig, aangezien ik wel eens had dat leerlingen riepen: “Dus wij zijn de slechte groep?” Meike haar tips hierover vind ik erg goed. “Dat zijn reacties omdat leerlingen het niet gewend zijn. Je moet uitleggen wat je doet, waarom je dat doet en welk doel dit heeft. Je wilt leerlingen helpen. Als je vaker dit soort lessen aan een klas geeft kunnen de leerlingen zien dat de groepen verschuiven en dat is uiteindelijk ook het doel. Het doel is dat leerlingen beter worden en meer zelfstandig aan de slag kunnen.”
Praktisch boek
Differentiëren is te leren is een erg praktisch en handig boek. “Het is ook bedoeld als een praktisch boek. Het is misschien ook leuk om te weten dat we nu met een nieuw boek bezig zijn omtrent formatief toetsen. Dit is een soortgelijk boek als Differentiëren is te leren maar dit gaat natuurlijk veel meer over het formatief toetsen. Het boek helpt om het formatief toetsen aan te reiken en Differentiëren is te leren is ook goed bevallen bij studenten en docenten.”
In de lerarenopleiding kom ik het boek Differentiëren is te leren niet tegen, maar tijdens de stage wordt wel de eis gesteld dat ik als stagiaire moet kunnen differentiëren. “Dit zien wij natuurlijk ook. Het kan komen doordat de docenten van jouw opleiding zelf nooit echt geconfronteerd zijn geweest met differentiëren. Er zijn ook best wel wat opleidingen die het boek wel hanteren. Ik vind zelf dat het van studenten wel veel gevraagd is om goed te kunnen differentiëren als ik zie hoeveel moeite ervaren docenten er mee hebben. Dan denk ik: moet je dat van een student al wel vragen terwijl die eigenlijk nog heel erg met de basis bezig is. Ik snap natuurlijk wel dat ze jou over differentiëren iets willen aanbieden.”
Toekomst differentiëren
Of differentiëren ‘een blijvertje’ is denkt Meike wel. Wel zie je verschillende trends. “Voor differentiëren was vooral activerende didactiek een trend en nu is het formatief toetsen. Dit betekent niet dat differentiëren nu helemaal niet meer belangrijk is. Je ziet bewegingen van thema’s die die aandacht krijgen. Het is maar net waar scholen hun tijd in investeren. Ook de inspectie heeft de laatste jaren een wat andere rol ingenomen. Mijn indruk is dat ze wat minder sturen en wat meer advies geven. In het voortgezet onderwijs is op dit moment gewoon veel aandacht voor minder cijfers geven en minder toetsen. Formatief toetsen is de trend nu. Differentiëren doe ik ook nog wel veel maar er is wel minder vraag naar dan een aantal jaren geleden. Nu doe ik het nog maar voor ongeveer de helft van de werkzaamheden.”
Het boek Differentiëren is te leren is begin 2019 geschikt gemaakt voor het middelbaar beroepsonderwijs door middel van voorbeelden. Als aanvulling op dit boek zou je begin 2020 de nieuwe publicatie kunnen lezen over formatief toetsen. Meike is in samenwerking met scholen bezig aan dit nieuwe boek. “Formatief toetsen heeft veel linkjes met differentiëren. Het betreft natuurlijk wel een andere inhoud maar differentiëren kan niet zonder formatief toetsen en formatief toetsen kan niet zonder differentiëren. De focus ligt nu meer bij de publicatie voor formatief toetsen.”
Mijn specialisatie op het gebied van differentiëren heeft dus zeker wel zin. Zelfs als student die nog niet alle basisvaardigheden even goed onder de knie heeft kan differentiëren wél bijdragen aan klassenmanagement. Een goede voorbereiding is in ieder geval het halve werk, maar ook tijdens de les moet je goed de aandacht blijven verdelen. Het doel van differentiëren is nog steeds dat leerlingen beter worden in jouw vak, zelfs als ze er al heel goed zijn. Daarnaast draagt differentiëren bij aan de motivatie van de leerlingen. En hoogstwaarschijnlijk blijft het differentiëren de komende jaren nog wel een hot item. Ik kan mij in ieder geval flink verbeteren en ontwikkelen op dit gebied. Maar ook formatief toetsen lijkt mij erg interessant! Voor eerst wil ik in ieder geval iedere student en docent die op zoek is naar een handig naslagwerk wat betreft differentiëren het boek van harte aanbevelen. En ik wil Meike Berben van harte bedanken voor haar tijd en medewerking.
[1] Berben, M. & Teeseling, M. van (2018). Differentiëren is te leren! (vo/mbo) Omgaan met verschillen in het vo en mbo (2e, herziene druk). Utrecht, Nederland: CPS Uitgeverij.
[2] Reformatorisch Dagblad. (1979, 24 september). Differentiatie binnen klasseverband. Reformatorisch Dagblad. Geraadpleegd van https://www.digibron.nl/search/detail/01374f67133823236d27bae7/differentiatie-binnen-klasseverband